koelen

Conjugations List of Koelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkoelkoeldeheb gekoeld
jij, je, ukoeltkoeldehebt gekoeld
hij, zij, hetkoeltkoeldeheeft gekoeld
wijkoelenkoeldenhebben gekoeld
julliekoelenkoeldenhebben gekoeld
zij, zekoelenkoeldenhebben gekoeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Koelen with some of the pronouns.

  • Ik koel mijn drankje in de koelkast.
  • Jij koelt de melk voor het ontbijt.
  • Hij koelt zijn laptop om oververhitting te voorkomen.
  • Zij koelen de groenten voordat ze worden verpakt.
  • Wij koelen onze woning met een airconditioner.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Koelen with some of the pronouns.

  • Vroeger koelde ik mijn drankje in de koelkast.
  • Jij koelde de melk altijd voor het ontbijt.
  • Hij koelde zijn laptop regelmatig om oververhitting te voorkomen.
  • Zij koelden de groenten voordat ze werden verpakt.
  • Wij koelden onze woning met een airconditioner in de zomer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Koelen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn drankje gekoeld in de koelkast.
  • Jij hebt de melk gekoeld voor het ontbijt.
  • Hij heeft zijn laptop gekoeld om oververhitting te voorkomen.
  • Zij hebben de groenten gekoeld voordat ze werden verpakt.
  • Wij hebben onze woning gekoeld met een airconditioner.