uitzien

Conjugations List of Uitzien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzie uitzag uitheb uitgezien
jij, je, uziet uitzag uithebt uitgezien
hij, zij, hetziet uitzag uitheeft uitgezien
wijzien uitzagen uithebben uitgezien
julliezien uitzagen uithebben uitgezien
zij, zezien uitzagen uithebben uitgezien

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitzien with some of the pronouns.

  • Ik zie er goed uit vandaag.
  • Hij ziet er vermoeid uit na een lange dag.
  • Zij ziet er prachtig uit met die nieuwe jurk.
  • We zien er allemaal netjes uit voor de vergadering.
  • Jullie zien er gelukkig uit op de vakantiefoto's.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitzien with some of the pronouns.

  • Ik zag er moe uit na een lange werkdag.
  • Hij zag er altijd keurig uit in zijn uniform.
  • Zij zag er stralend uit op haar verjaardagsfeest.
  • We zagen er allemaal slaperig uit tijdens de vroege ochtendles.
  • Jullie zagen er prachtig uit op het gala van school.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitzien with some of the pronouns.

  • Ik heb er goed uitgezien op het feest gisteravond.
  • Hij heeft er altijd verzorgd uitgezien.
  • Zij heeft er nog nooit zo slecht uitgezien als vandaag.
  • We hebben er altijd fris en energiek uitgezien tijdens de wedstrijden.
  • Jullie hebben er fantastisch uitgezien op jullie trouwdag.