bevriezen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bevries | bevroor | heb bevroren |
jij, je, u | bevriest | bevroor | hebt bevroren |
hij, zij, het | bevriest | bevroor | heeft bevroren |
wij | bevriezen | bevroren | hebben bevroren |
jullie | bevriezen | bevroren | hebben bevroren |
zij, ze | bevriezen | bevroren | hebben bevroren |
PresensBeta
Example presens sentences for Bevriezen with some of the pronouns.
- Het water bevriest in de winter.
- Ik bevries als ik buiten sta zonder jas.
- De bloemen bevriezen bij temperaturen onder nul.
- De vijver bevriest snel als het koud is.
- Mijn handen bevriezen als ik geen handschoenen draag.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bevriezen with some of the pronouns.
- Het water bevroor elk jaar in de winter.
- Ik bevroor altijd als ik naar school fietste.
- De bloemen bevriezen vaak tijdens koude nachten.
- De vijver bevroor gisteravond door de vrieskou.
- Mijn handen bevroren telkens wanneer ik de koude deurklink vastpakte.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bevriezen with some of the pronouns.
- Het water is bevroren na een nacht van strenge vorst.
- Ik ben bevroren tijdens het skiën in de bergen.
- De bloemen zijn bevroren door de ijzige wind.
- De vijver is al meerdere keren bevroren deze winter.
- Mijn handen zijn bevroren nadat ik ze in de sneeuw had gestoken.