hulpverlenen

Conjugations List of Hulpverlenen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverleen hulpverleende hulpheb hulpverleend
jij, je, uverleent hulpverleende hulphebt hulpverleend
hij, zij, hetverleent hulpverleende hulpheeft hulpverleend
wijverlenen hulpverleenden hulphebben hulpverleend
jullieverlenen hulpverleenden hulphebben hulpverleend
zij, zeverlenen hulpverleenden hulphebben hulpverleend

Presens
Beta

Example presens sentences for Hulpverlenen with some of the pronouns.

  • Ik verleen hulp aan mensen in nood.
  • Jij helpt mee met het verlenen van hulp aan de gemeenschap.
  • Hij/zij/ze/het biedt hulpverlening aan slachtoffers van natuurrampen.
  • Wij helpen graag bij het verlenen van medische zorg.
  • Jullie verlenen waardevolle hulp aan kwetsbare groepen in de samenleving.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Hulpverlenen with some of the pronouns.

  • Vroeger verleende ik regelmatig hulp aan behoeftige gezinnen.
  • Jij hielp vaak mee met het verlenen van eerste hulp bij ongevallen.
  • Hij/zij/ze/het boden hulpverlening aan slachtoffers van huiselijk geweld.
  • Wij hielpen vroeger bij het verlenen van juridische bijstand aan vluchtelingen.
  • Jullie waren actief betrokken bij het verlenen van noodhulp na aardbevingen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Hulpverlenen with some of the pronouns.

  • Ik heb hulp verleend aan een ouder echtpaar.
  • Jij hebt al vaak hulpverlening geboden aan mensen in nood.
  • Hij/zij/ze/het is betrokken geweest bij het verlenen van psychologische hulp.
  • Wij hebben recentelijk hulp verleend aan slachtoffers van een brand.
  • Jullie zijn trots op de hulp die jullie hebben kunnen verlenen aan daklozen.