lunchen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lunch | lunchte | heb geluncht |
jij, je, u | luncht | lunchte | hebt geluncht |
hij, zij, het | luncht | lunchte | heeft geluncht |
wij | lunchen | lunchten | hebben geluncht |
jullie | lunchen | lunchten | hebben geluncht |
zij, ze | lunchen | lunchten | hebben geluncht |
PresensBeta
Example presens sentences for Lunchen with some of the pronouns.
- Ik lunch elke dag om twaalf uur.
- Jij luncht graag met je collega's.
- Hij luncht altijd in de kantine.
- Wij lunchen vaak buiten op het terras.
- Zij lunchen samen in het restaurant.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Lunchen with some of the pronouns.
- Ik lunchte vroeger altijd bij mijn oma.
- Jij lunchte meestal in de schoolkantine.
- Hij lunchte elke dag met zijn collega's.
- Wij lunchten regelmatig in dat leuke tentje.
- Zij lunchten samen tijdens hun lunchpauze.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Lunchen with some of the pronouns.
- Ik heb vandaag geluncht met een vriendin.
- Jij bent al eerder hier komen lunchen.
- Hij heeft gisteren een uitgebreide lunch gehad.
- Wij hebben net in dit café geluncht.
- Zij zijn naar de stad geweest en hebben daar geluncht.