omsingelen

Conjugations List of Omsingelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikomsingelomsingeldeheb omsingeld
jij, je, uomsingeltomsingeldehebt omsingeld
hij, zij, hetomsingeltomsingeldeheeft omsingeld
wijomsingelenomsingeldenhebben omsingeld
jullieomsingelenomsingeldenhebben omsingeld
zij, zeomsingelenomsingeldenhebben omsingeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Omsingelen with some of the pronouns.

  • De soldaten omsingelen de vijandelijke basis.
  • Ik omsingel de boom met een hek.
  • Jullie omsingelen het dorp om de indringers buiten te houden.
  • Hij omsingelt zijn huis met beveiligingscamera's.
  • Zij omsingelen de tegenstander tijdens het spel.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omsingelen with some of the pronouns.

  • Vroeger omsingelden we vaak het kasteel tijdens spelen.
  • Toen ik jong was, omsingelde ik mijn speelgoed met blokken.
  • Tijdens de oorlog omsingelden de troepen de vijandelijke steden.
  • Vorig jaar omsingelden we het meer met tenten.
  • Als kind omsingelde ik mijn vrienden tijdens verstoppertje spelen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omsingelen with some of the pronouns.

  • De vijand heeft de stad omsingeld.
  • Ik heb het gebied met prikkeldraad omsingeld.
  • Wij hebben de rivier met boten omsingeld.
  • Hij heeft de omtrek van het eiland omsingeld.
  • Zij hebben de bergtoppen omsingeld tijdens hun expeditie.