laaien

Conjugations List of Laaien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklaailaaideheb gelaaid
jij, je, ulaaitlaaidehebt gelaaid
hij, zij, hetlaaitlaaideheeft gelaaid
wijlaaienlaaidenhebben gelaaid
jullielaaienlaaidenhebben gelaaid
zij, zelaaienlaaidenhebben gelaaid

Presens
Beta

Example presens sentences for Laaien with some of the pronouns.

  • Het vuur laait hoog op in de open haard.
  • De vlammen laaien hevig op tijdens het protest.
  • Ik zie hoe de emoties laaien bij mijn vriendin.
  • De discussie over klimaatverandering laait steeds verder op.
  • De passie laait op tussen de twee geliefden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Laaien with some of the pronouns.

  • Het vuur laaide langzaam op en verspreidde warmte door de kamer.
  • Vroeger laaide de rivaliteit tussen de twee teams regelmatig op.
  • Tijdens de storm laaiden de golven hoog op.
  • De emoties laaiden hevig op tijdens het conflict.
  • Terwijl de zon onderging, laaiden de kleuren in de lucht prachtig op.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Laaien with some of the pronouns.

  • De brand heeft hevig opgelaaid en het huis verwoest.
  • De emoties zijn opgelaaid tijdens het familiegeschil.
  • Het protest is gisteren opgelaaid en escaleerde snel.
  • De ruzie tussen de buren is weer opgelaaid na een periode van rust.
  • De interesse voor duurzame energie is de afgelopen jaren sterk opgelaaid.