showen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | show | showde | heb geshowd |
jij, je, u | showt | showde | hebt geshowd |
hij, zij, het | showt | showde | heeft geshowd |
wij | showen | showden | hebben geshowd |
jullie | showen | showden | hebben geshowd |
zij, ze | showen | showden | hebben geshowd |
Presens
Example presens sentences for Showen with some of the pronouns.
- Ik show mijn nieuwe auto aan mijn vrienden.
- Jij toont je talent tijdens de voorstelling.
- Hij/zij laat zijn/haar schilderijen zien in de galerij.
- Wij presenteren onze ideeƫn aan het team.
- Jullie exposeren je kunstwerken op de tentoonstelling.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Showen with some of the pronouns.
- Ik toonde mijn nieuwe auto aan mijn vrienden.
- Jij toonde je talent tijdens de voorstelling.
- Hij/zij toonde zijn/haar schilderijen in de galerij.
- Wij presenteerden onze ideeƫn aan het team.
- Jullie exposeerden je kunstwerken op de tentoonstelling.
Perfectum
Example perfectum sentences for Showen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn nieuwe auto aan mijn vrienden getoond.
- Jij hebt je talent tijdens de voorstelling laten zien.
- Hij/zij heeft zijn/haar schilderijen in de galerij getoond.
- Wij hebben onze ideeƫn aan het team gepresenteerd.
- Jullie hebben je kunstwerken op de tentoonstelling geƫxposeerd.