bevreemden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bevreemd | bevreemdde | heb bevreemd |
jij, je, u | bevreemdt | bevreemdde | hebt bevreemd |
hij, zij, het | bevreemdt | bevreemdde | heeft bevreemd |
wij | bevreemden | bevreemdden | hebben bevreemd |
jullie | bevreemden | bevreemdden | hebben bevreemd |
zij, ze | bevreemden | bevreemdden | hebben bevreemd |
PresensBeta
Example presens sentences for Bevreemden with some of the pronouns.
- Het bevreemdt me dat hij zo laat is.
- Ik vind het bevreemdend hoe weinig mensen de waarheid kennen.
- Jouw reactie bevreemdt mij.
- Het bevreemdt ons dat ze niet gereageerd heeft.
- De vreemde geluiden bevreemden de buurtbewoners.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bevreemden with some of the pronouns.
- Het bevreemdde me dat hij zo laat was.
- Ik voelde me bevreemd door zijn plotselinge woede-uitbarsting.
- Haar afwezigheid bevreemdde ons.
- We vroegen ons bevreemd af waarom hij ineens vertrok.
- De mysterieuze sfeer van het huis bevreemdde de bezoekers.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bevreemden with some of the pronouns.
- Het heeft me bevreemd dat hij zo laat was.
- Ik heb me altijd bevreemd gevoeld door zijn gedrag.
- Haar afwezigheid heeft me bevreemd.
- We hebben ons bevreemd afgevraagd waarom hij wegging.
- De onverwachte wending in het verhaal heeft ons bevreemd.