afschudden

Conjugations List of Afschudden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschud afschudde afheb afgeschud
jij, je, uschudt afschudde afhebt afgeschud
hij, zij, hetschudt afschudde afheeft afgeschud
wijschudden afschudden afhebben afgeschud
jullieschudden afschudden afhebben afgeschud
zij, zeschudden afschudden afhebben afgeschud

Presens
Beta

Example presens sentences for Afschudden with some of the pronouns.

  • Ik schud af na een lange wandeling.
  • Jij schudt de sneeuw van je jas af.
  • Hij schudt het stof van zijn kleding af.
  • Zij schudden de zorgen van zich af.
  • We schudden de handdoek uit voor gebruik.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afschudden with some of the pronouns.

  • Vroeger schudde ik altijd mijn hoofd af om me wakker te maken.
  • Toen was ik jong en schudde ik al mijn angsten af.
  • Hij schudde het zand uit zijn schoenen na een dag op het strand.
  • Zij schudden hun twijfels van zich af toen ze het resultaat zagen.
  • We schudden ons verdriet van ons af tijdens het dansen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afschudden with some of the pronouns.

  • Ik heb het vuil van mijn schoenen afgeschud.
  • Jij hebt de bladeren van de boom afgeschud.
  • Hij heeft de overtollige verf van het penseel afgeschud.
  • Zij hebben de negatieve gedachten van zich afgeschud.
  • We hebben de modder van de hond afgeschud.