omarmen

Conjugations List of Omarmen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikomarmomarmdeheb omarmd
jij, je, uomarmtomarmdehebt omarmd
hij, zij, hetomarmtomarmdeheeft omarmd
wijomarmenomarmdenhebben omarmd
jullieomarmenomarmdenhebben omarmd
zij, zeomarmenomarmdenhebben omarmd

Presens
Beta

Example presens sentences for Omarmen with some of the pronouns.

  • Ik omarm de nieuwe uitdagingen in mijn leven.
  • Jij omarmt de diversiteit van onze samenleving.
  • Hij omarmt de kans om zichzelf te ontwikkelen.
  • Wij omarmen de natuur en zorgen voor het milieu.
  • Zij omarmen elkaars verschillen en vormen een hechte groep.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omarmen with some of the pronouns.

  • Vroeger omarmde ik elk nieuw avontuur zonder aarzeling.
  • Toen ik jong was, omarmden we de eenvoudige geneugten van het leven.
  • Hij omarmde haar stevig toen ze elkaar weerzagen.
  • In die tijd omarmden we tradities en rituelen met veel passie.
  • Zij omarmden elke kans om te leren en te groeien.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omarmen with some of the pronouns.

  • Ik heb de nieuwe ideeën met open armen omarmd.
  • Jij hebt de veranderingen in je leven volledig omarmd.
  • Hij heeft haar liefdevol omarmd na een lange tijd apart te zijn geweest.
  • Wij hebben de gelegenheid om te reizen met beide handen aangegrepen en omarmd.
  • Zij hebben het nieuwe beleid enthousiast omarmd en er positieve resultaten mee behaald.