stoppen

Conjugations List of Stoppen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstopstopteben gestopt
jij, je, ustoptstoptebent gestopt
hij, zij, hetstoptstopteis gestopt
wijstoppenstoptenzijn gestopt
julliestoppenstoptenzijn gestopt
zij, zestoppenstoptenzijn gestopt

Presens
Beta

Example presens sentences for Stoppen with some of the pronouns.

  • Ik stop met roken.
  • Hij stopt altijd te laat.
  • Wij stoppen de auto in de garage.
  • Jullie stoppen met praten als ik binnenkom.
  • De trein stopt op elk station.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Stoppen with some of the pronouns.

  • Ik stopte met roken.
  • Hij stopte altijd te laat.
  • Wij stopten de auto in de garage.
  • Jullie stopten met praten toen ik binnenkwam.
  • De trein stopte op elk station.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Stoppen with some of the pronouns.

  • Ik ben gestopt met roken.
  • Hij is altijd te laat gestopt.
  • Wij hebben de auto in de garage gestopt.
  • Jullie zijn gestopt met praten toen ik binnenkwam.
  • De trein is op elk station gestopt.