overwegen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | overweeg | overwoog | heb overwogen |
jij, je, u | overweegt | overwoog | hebt overwogen |
hij, zij, het | overweegt | overwoog | heeft overwogen |
wij | overwegen | overwogen | hebben overwogen |
jullie | overwegen | overwogen | hebben overwogen |
zij, ze | overwegen | overwogen | hebben overwogen |
PresensBeta
Example presens sentences for Overwegen with some of the pronouns.
- Ik overweeg om morgen naar de film te gaan.
- Hij overweegt een nieuwe baan te zoeken.
- Wij overwegen om op vakantie te gaan naar Spanje.
- Jullie overwegen een huis te kopen.
- Zij overwegen om hun bedrijf uit te breiden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overwegen with some of the pronouns.
- Vroeger overwoog ik altijd om actrice te worden.
- Hij overwoog serieus om naar het buitenland te verhuizen.
- Wij overwogen om onze plannen te wijzigen, maar besloten het niet te doen.
- Jullie overwogen om de reis te annuleren vanwege het slechte weer.
- Zij overwogen om het evenement te verplaatsen naar een later tijdstip.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overwegen with some of the pronouns.
- Ik heb overwogen om gisteren naar het feest te gaan.
- Hij heeft een andere optie overwogen, maar koos toch voor deze.
- Wij hebben overwogen om de presentatie te annuleren.
- Jullie hebben lang overwogen welk cadeau jullie moesten kopen.
- Zij hebben overwogen om het contract niet te tekenen.