verspreken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verspreek | versprak | heb versproken |
jij, je, u | verspreekt | versprak | hebt versproken |
hij, zij, het | verspreekt | versprak | heeft versproken |
wij | verspreken | verspraken | hebben versproken |
jullie | verspreken | verspraken | hebben versproken |
zij, ze | verspreken | verspraken | hebben versproken |
PresensBeta
Example presens sentences for Verspreken with some of the pronouns.
- Ik verspreek me regelmatig tijdens presentaties.
- Jij verspreekt je vaak als je nerveus bent.
- Hij verspreekt zich altijd wanneer hij snel praat.
- Zij verspreken zich soms in de uitspraak van moeilijke woorden.
- We verspreken ons zelden, maar het gebeurt af en toe.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verspreken with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, versprak ik me vaak bij het voorlezen.
- Vroeger versprak jij je altijd als je zenuwachtig was.
- Hij versprak zich herhaaldelijk tijdens de toespraak.
- Zij verspraken zich regelmatig op het podium.
- We verspraken ons telkens weer tijdens die periode.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verspreken with some of the pronouns.
- Ik heb me versproken tijdens de vergadering gisteren.
- Jij hebt je al eerder versproken in het openbaar.
- Hij heeft zich nooit eerder versproken tijdens een interview.
- Zij hebben zich vorige week versproken in de discussie.
- We hebben ons nog nooit zo erg versproken als gisteravond.