schrokken

Conjugations List of Schrokken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschrokschrokteheb geschrokt
jij, je, uschroktschroktehebt geschrokt
hij, zij, hetschroktschrokteheeft geschrokt
wijschrokkenschroktenhebben geschrokt
jullieschrokkenschroktenhebben geschrokt
zij, zeschrokkenschroktenhebben geschrokt

Presens
Beta

Example presens sentences for Schrokken with some of the pronouns.

  • Ik schrok vannacht van een harde knal.
  • Jij schrikt altijd als je een spin ziet.
  • Hij schrikt van zijn eigen schaduw.
  • Wij schrikken van het nieuws dat we hebben gehoord.
  • Zij schrikken van de hoge prijzen in de winkel.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Schrokken with some of the pronouns.

  • Ik schrok altijd van onverwachte telefoontjes.
  • Jij schrok vaak tijdens de donkere nachten.
  • Hij schrok elke keer als de bel ging.
  • Wij schrokken toen we de inbraak ontdekten.
  • Zij schrokken telkens als het licht uitviel.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Schrokken with some of the pronouns.

  • Ik ben geschrokken toen ik de auto-ongeluk zag.
  • Jij bent geschrokken van het slechte weer.
  • Hij is geschrokken van het luide geluid.
  • Wij zijn geschrokken van de hoge rekening.
  • Zij zijn geschrokken van de enge film.