wagen

Conjugations List of Wagen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwaagwaagdeheb gewaagd
jij, je, uwaagtwaagdehebt gewaagd
hij, zij, hetwaagtwaagdeheeft gewaagd
wijwagenwaagdenhebben gewaagd
julliewagenwaagdenhebben gewaagd
zij, zewagenwaagdenhebben gewaagd

Presens
Beta

Example presens sentences for Wagen with some of the pronouns.

  • Ik waag een sprong in het diepe.
  • Jij waagt altijd nieuwe avonturen.
  • Hij waagt een gokje in het casino.
  • Zij wagen zich aan een moeilijke uitdaging.
  • We wagen een poging om de top te bereiken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wagen with some of the pronouns.

  • Ik waagde vroeger vaak mijn geluk in het casino.
  • Jij waagde je niet aan het avontuur.
  • Hij waagde zich in het onbekende gebied.
  • Zij waagden een poging, maar faalden.
  • We waagden ons aan een gevaarlijke onderneming.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wagen with some of the pronouns.

  • Ik heb een risico gewaagd en het heeft zich uitbetaald.
  • Jij hebt je kans gewaagd en gewonnen.
  • Hij heeft zich aan het gevaar gewaagd en overleefd.
  • Zij hebben een gokje in het spel gewaagd en verloren.
  • We hebben ons leven gewaagd voor de goede zaak.