opgaan

Conjugations List of Opgaan.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikga opging opben opgegaan
jij, je, ugaat opging opbent opgegaan
hij, zij, hetgaat opging opis opgegaan
wijgaan opgingen opzijn opgegaan
julliegaan opgingen opzijn opgegaan
zij, zegaan opgingen opzijn opgegaan

Presens
Beta

Example presens sentences for Opgaan with some of the pronouns.

  • Ik ga op in de muziek.
  • Jij gaat op in je werk.
  • Hij gaat op in zijn hobby's.
  • Wij gaan op in de natuur.
  • Zij gaan op in hun studie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opgaan with some of the pronouns.

  • Ik ging op in de dans.
  • Jij ging op in de sportwedstrijd.
  • Hij ging op in zijn gedachten.
  • Wij gingen op in het gesprek.
  • Zij gingen op in de kunsttentoonstelling.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opgaan with some of the pronouns.

  • Ik ben opgegaan in het moment.
  • Jij bent opgegaan in de film.
  • Hij is opgegaan in zijn boek.
  • Wij zijn opgegaan in de feeststemming.
  • Zij zijn opgegaan in de discussie.