napraten

Conjugations List of Napraten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpraat napraatte naheb nagepraat
jij, je, upraat napraatte nahebt nagepraat
hij, zij, hetpraat napraatte naheeft nagepraat
wijpraten napraatten nahebben nagepraat
julliepraten napraatten nahebben nagepraat
zij, zepraten napraatten nahebben nagepraat

Presens

Example presens sentences for Napraten with some of the pronouns.

  • Ik napraat over de film die ik gisteren heb gezien.
  • Jij napraat altijd wat anderen zeggen.
  • Hij napraat graag de meningen van zijn vrienden.
  • Zij napraten over het nieuws van vandaag.
  • We napraten over onze vakantie-ervaringen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Napraten with some of the pronouns.

  • Ik praatte na over de gebeurtenis van gisteren.
  • Jij praatte altijd na over de films die je had gezien.
  • Hij praatte na over het boek dat hij had gelezen.
  • Zij praatten na over de lezing die ze hadden bijgewoond.
  • We praatten na over de resultaten van het onderzoek.

Perfectum

Example perfectum sentences for Napraten with some of the pronouns.

  • Ik heb nagepraat over de vergadering van gisteren.
  • Jij hebt altijd nagepraat na een belangrijke gebeurtenis.
  • Hij heeft nagepraat over de wedstrijd van afgelopen weekend.
  • Zij hebben nagepraat over de presentatie van hun project.
  • We hebben nagepraat over het concert dat we bijwoonden.