luieren

Conjugations List of Luieren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikluierluierdeheb geluierd
jij, je, uluiertluierdehebt geluierd
hij, zij, hetluiertluierdeheeft geluierd
wijluierenluierdenhebben geluierd
jullieluierenluierdenhebben geluierd
zij, zeluierenluierdenhebben geluierd

Presens
Beta

Example presens sentences for Luieren with some of the pronouns.

  • Ik luier graag in de zon.