drijven

Conjugations List of Drijven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdrijfdreefheb gedreven
jij, je, udrijftdreefhebt gedreven
hij, zij, hetdrijftdreefheeft gedreven
wijdrijvendrevenhebben gedreven
julliedrijvendrevenhebben gedreven
zij, zedrijvendrevenhebben gedreven

Presens
Beta

Example presens sentences for Drijven with some of the pronouns.

  • Ik drijf graag in het zwembad.
  • Jij drijft altijd op je rug in de zee.
  • Hij/zij/het drijft mee met de stroming.
  • Wij drijven op een luchtbed in het meer.
  • Jullie drijven snel in het wedstrijdbad.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Drijven with some of the pronouns.

  • Ik dreef vroeger altijd in het meer.
  • Jij dreef gisteren in de gracht.
  • Hij/zij/het dreef langzaam in het kanaal.
  • Wij dreven regelmatig in de rivier.
  • Jullie dreven snel in de zee.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Drijven with some of the pronouns.

  • Ik heb vorige week in de rivier gedreven.
  • Jij bent al eerder in deze vijver gedreven.
  • Hij/zij/het heeft gisteren in de oceaan gedreven.
  • Wij zijn al vaak in dit kanaal gedreven.
  • Jullie hebben net in het zwembad gedreven.