ontwaken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontwaak | ontwaakte | ben ontwaakt |
jij, je, u | ontwaakt | ontwaakte | bent ontwaakt |
hij, zij, het | ontwaakt | ontwaakte | is ontwaakt |
wij | ontwaken | ontwaakten | zijn ontwaakt |
jullie | ontwaken | ontwaakten | zijn ontwaakt |
zij, ze | ontwaken | ontwaakten | zijn ontwaakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontwaken with some of the pronouns.
- Ik ontwaak elke ochtend om zeven uur.
- Jij ontwaakt altijd te laat voor school.
- Hij ontwaakt met een glimlach op zijn gezicht.
- Zij ontwaakt vol energie na een goede nachtrust.
- We ontwaken in een prachtige omgeving.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontwaken with some of the pronouns.
- Vroeger ontwaakte ik altijd met het geluid van vogels.
- Toen ik wakker werd, ontwaakte de stad langzaam.
- Elke ochtend ontwaakten we samen en bespraken onze plannen.
- Terwijl ik sliep, ontwaakten de bloemen in de tuin.
- Gisteren ontwaakte ik met een vreemd gevoel.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontwaken with some of the pronouns.
- Ik ben vanochtend ontwaakt met hoofdpijn.
- Jij bent al eerder ontwaakt dan ik.
- Hij is gisteren ontwaakt in een ander land.
- Zij is zonder wekker ontwaakt.
- We zijn vroeg ontwaakt om de zonsopgang te zien.