uitkomen

Conjugations List of Uitkomen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkom uitkwam uitheb uitgekomen
jij, je, ukomt uitkwam uithebt uitgekomen
hij, zij, hetkomt uitkwam uitheeft uitgekomen
wijkomen uitkwamen uithebben uitgekomen
julliekomen uitkwamen uithebben uitgekomen
zij, zekomen uitkwamen uithebben uitgekomen

Presens

Example presens sentences for Uitkomen with some of the pronouns.

  • Ik kom uit de stad.
  • Jij komt altijd op tijd.
  • Hij/zij komt graag naar het feest.
  • Wij komen morgen langs.
  • Zij komen uit een klein dorpje.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Uitkomen with some of the pronouns.

  • Ik kwam vroeger altijd te laat op school.
  • Jij kwam regelmatig op bezoek bij mijn oma.
  • Hij/zij kwam vaak in de problemen.
  • Wij kwamen elke zomer naar dit vakantieoord.
  • Zij kwamen altijd samen naar de vergadering.

Perfectum

Example perfectum sentences for Uitkomen with some of the pronouns.

  • Ik ben uitgekomen op de juiste beslissing.
  • Jij bent gisteren uitgekomen met je verhaal.
  • Hij/zij is uitgekomen waar hij/zij van gedroomd heeft.
  • Wij zijn uitgekomen bij het beste restaurant van de stad.
  • Zij zijn succesvol uitgekomen met hun nieuwe product.