omwaaien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | waai om | waaide om;woei om | ben omgewaaid |
jij, je, u | waait om | waaide om;woei om | bent omgewaaid |
hij, zij, het | waait om | waaide om;woei om | is omgewaaid |
wij | waaien om | waaiden om;woeien om | zijn omgewaaid |
jullie | waaien om | waaiden om;woeien om | zijn omgewaaid |
zij, ze | waaien om | waaiden om;woeien om | zijn omgewaaid |
PresensBeta
Example presens sentences for Omwaaien with some of the pronouns.
- De bomen waaien om tijdens de storm.
- Ik waai altijd weg als het hard waait.
- Jij waait graag uit op het strand.
- Hij waait regelmatig zijn haren droog na het douchen.
- Wij waaien uit tijdens een wandeling in het park.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Omwaaien with some of the pronouns.
- De bomen waaiden om tijdens de hevige storm vorig jaar.
- Ik waaide altijd weg als het hard waaide.
- Jij waaiden graag uit op het strand toen je jong was.
- Hij waaide regelmatig zijn haren droog na het douchen vroeger.
- Wij waaiden uit tijdens een wandeling in het park afgelopen zomer.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Omwaaien with some of the pronouns.
- De bomen zijn omgewaaid tijdens de storm van gisteren.
- Ik ben altijd weggewaaid als het hard heeft gewaaid.
- Jij bent graag uitgewaaid op het strand vorige week.
- Hij is zijn haren regelmatig drooggewaaid na het douchen.
- Wij zijn uitgewaaid tijdens een wandeling in het park gistermiddag.