verminderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verminder | verminderde | heb verminderd |
jij, je, u | vermindert | verminderde | hebt verminderd |
hij, zij, het | vermindert | verminderde | heeft verminderd |
wij | verminderen | verminderden | hebben verminderd |
jullie | verminderen | verminderden | hebben verminderd |
zij, ze | verminderen | verminderden | hebben verminderd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verminderen with some of the pronouns.
- Ik verminder de hoeveelheid suiker in mijn koffie.
- Jij vermindert je ecologische voetafdruk door te fietsen in plaats van met de auto te gaan.
- Hij/zij/het vermindert het lawaai door geluidsisolatie toe te passen.
- Wij verminderen de plastic afvalproductie door herbruikbare tassen te gebruiken.
- Jullie verminderen de energieconsumptie door energiezuinige apparaten te gebruiken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verminderen with some of the pronouns.
- Vroeger verminderde ik de hoeveelheid suiker in mijn koffie.
- Vroeger verminderde jij je ecologische voetafdruk door te fietsen in plaats van met de auto te gaan.
- Vroeger verminderde hij/zij/het het lawaai door geluidsisolatie toe te passen.
- Vroeger verminderden wij de plastic afvalproductie door herbruikbare tassen te gebruiken.
- Vroeger verminderden jullie de energieconsumptie door energiezuinige apparaten te gebruiken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verminderen with some of the pronouns.
- Ik heb de hoeveelheid suiker in mijn koffie verminderd.
- Jij hebt je ecologische voetafdruk verminderd door te fietsen in plaats van met de auto te gaan.
- Hij/zij/het heeft het lawaai verminderd door geluidsisolatie toe te passen.
- Wij hebben de plastic afvalproductie verminderd door herbruikbare tassen te gebruiken.
- Jullie hebben de energieconsumptie verminderd door energiezuinige apparaten te gebruiken.