houden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | houd | hield | heb gehouden |
jij, je, u | houdt | hield | hebt gehouden |
hij, zij, het | houdt | hield | heeft gehouden |
wij | houden | hielden | hebben gehouden |
jullie | houden | hielden | hebben gehouden |
zij, ze | houden | hielden | hebben gehouden |
PresensBeta
Example presens sentences for Houden with some of the pronouns.
- Ik houd van wandelen in het park.
- Jij houdt van lezen in de avond.
- Hij houdt van voetballen met zijn vrienden.
- Zij houdt van schilderen als hobby.
- Wij houden van reizen naar exotische bestemmingen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Houden with some of the pronouns.
- Vroeger hield ik van zwemmen in de zee.
- Toen ik jong was, hield jij van spelen in de tuin.
- Hij hield van fietsen door het bos in de herfst.
- Zij hielden altijd van picknicken in het park.
- Wij hielden van kamperen in de bergen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Houden with some of the pronouns.
- Ik heb altijd van sport gehouden.
- Jij hebt gisteren van een heerlijke maaltijd genoten.
- Hij heeft al vele boeken gelezen en ervan genoten.
- Zij heeft altijd van dansen op feestjes gehouden.
- Wij hebben van de vakantie in Frankrijk genoten.