afstoten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stoot af | stootte af;stiet af | heb afgestoten |
jij, je, u | stoot af | stootte af;stiet af | hebt afgestoten |
hij, zij, het | stoot af | stootte af;stiet af | heeft afgestoten |
wij | stoten af | stootten af;stieten af | hebben afgestoten |
jullie | stoten af | stootten af;stieten af | hebben afgestoten |
zij, ze | stoten af | stootten af;stieten af | hebben afgestoten |
PresensBeta
Example presens sentences for Afstoten with some of the pronouns.
- Ik stoot de bal af tijdens het voetbalspel.
- Hij stoot regelmatig mensen af met zijn onbeleefde opmerkingen.
- Zij stoot haar concurrentie af met innovatieve marketingstrategieën.
- We stoten afvalstoffen af om het milieu te beschermen.
- Jullie stoten de lucht uit je longen af bij het uitademen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afstoten with some of the pronouns.
- Vroeger stootte ik vaak mijn tegenstanders af tijdens het worstelen.
- Hij stootte herhaaldelijk zijn vrienden af door hun vertrouwen te schenden.
- Zij stootten regelmatig ideeën af zonder ze echt te overwegen.
- Vroeger stootte onze fabriek veel vervuiling af in de rivier.
- Jullie stootten vaak belangrijke kansen af uit angst voor mislukking.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afstoten with some of the pronouns.
- Ik heb de bal afgestoten en een doelpunt gescoord.
- Hij heeft veel potentiële klanten afgeschrikt met zijn slechte service.
- Zij heeft haar oude gewoontes afgestoten en een gezondere levensstijl aangenomen.
- We hebben het giftige afval afgevoerd en veilig verwijderd.
- Jullie hebben de verouderde apparatuur afgestoten en geüpgraded naar nieuwe modellen.