recupereren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | recupereer | recupereerde | heb gerecupereerd |
jij, je, u | recupereert | recupereerde | hebt gerecupereerd |
hij, zij, het | recupereert | recupereerde | heeft gerecupereerd |
wij | recupereren | recupereerden | hebben gerecupereerd |
jullie | recupereren | recupereerden | hebben gerecupereerd |
zij, ze | recupereren | recupereerden | hebben gerecupereerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Recupereren with some of the pronouns.
- Ik recupereer elke dag na het sporten.
- Jij recupereert snel na een blessure.
- Hij/zij/het recupereert goed na een lange werkdag.
- Wij recupereren tijdens onze vakantie in Spanje.
- Zij recupereren door regelmatig te ontspannen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Recupereren with some of the pronouns.
- Toen ik ziek was, recupereerde ik langzaam.
- Vroeger recupereerde je sneller dan nu.
- Hij/zij/het recupereerde altijd goed na een wedstrijd.
- Wij recupereerden vroeger met behulp van fysiotherapie.
- Zij recupereerden geleidelijk aan na de intensieve training.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Recupereren with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren volledig gerecupereerd van mijn griep.
- Jij bent al opgeknapt en hebt goed gerecupereerd.
- Hij/zij/het heeft voldoende gerust en gerecupereerd.
- Wij hebben ons energieniveau hersteld en gerecupereerd.
- Zij hebben zich na de operatie goed gerecupereerd.