verwachten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verwacht | verwachtte | heb verwacht |
jij, je, u | verwacht | verwachtte | hebt verwacht |
hij, zij, het | verwacht | verwachtte | heeft verwacht |
wij | verwachten | verwachtten | hebben verwacht |
jullie | verwachten | verwachtten | hebben verwacht |
zij, ze | verwachten | verwachtten | hebben verwacht |
PresensBeta
Example presens sentences for Verwachten with some of the pronouns.
- Ik verwacht dat het mooi weer wordt morgen.
- Hij verwacht veel van zijn nieuwe baan.
- Wij verwachten dat de trein op tijd zal komen.
- Jullie verwachten een drukke dag vandaag.
- Zij verwachten dat hun team de wedstrijd zal winnen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verwachten with some of the pronouns.
- Vroeger verwachtte ik altijd veel cadeautjes met mijn verjaardag.
- Hij verwachtte dat ze op tijd zouden arriveren, maar dat deden ze niet.
- Wij verwachtten dat het feest leuk zou zijn, maar het was saai.
- Jullie verwachtten dat de film spannend zou zijn, maar dat viel tegen.
- Zij verwachtten dat de vergadering lang zou duren, maar het was kort.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verwachten with some of the pronouns.
- Ik heb het niet verwacht dat hij zou komen.
- Hij heeft veel succes verwacht met zijn nieuwe bedrijf.
- Wij hebben niet verwacht dat het zo snel zou gebeuren.
- Jullie hebben goed nieuws verwacht, maar het viel tegen.
- Zij hebben verwacht dat ze de loterij zouden winnen.