inrichten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | richt in | richtte in | heb ingericht |
jij, je, u | richt in | richtte in | hebt ingericht |
hij, zij, het | richt in | richtte in | heeft ingericht |
wij | richten in | richtten in | hebben ingericht |
jullie | richten in | richtten in | hebben ingericht |
zij, ze | richten in | richtten in | hebben ingericht |
PresensBeta
Example presens sentences for Inrichten with some of the pronouns.
- Ik richt mijn woonkamer in met nieuwe meubels.
- Hij richt zijn kantoorruimte in volgens een minimalistisch ontwerp.
- Zij richten de tentoonstelling in met kunstwerken van lokale artiesten.
- We richten de tuin in met bloemen en planten.
- Jullie richten de keuken in met moderne apparatuur.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inrichten with some of the pronouns.
- Vroeger richtte ik mijn huis altijd in met antieke meubels.
- Hij richtte zijn atelier in met gerecyclede materialen.
- Zij richtten de vergaderzaal in met grote conferentietafels.
- We richtten de speelkamer vroeger in met speelgoed en knuffels.
- Jullie richtten de serre in als lees- en ontspanningsruimte.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inrichten with some of the pronouns.
- Ik heb mijn slaapkamer ingericht met een nieuw bed.
- Hij heeft zijn werkruimte ingericht met ergonomische meubels.
- Zij hebben de feestzaal ingericht voor het jubileumfeest.
- We hebben het terras ingericht met comfortabele loungebanken.
- Jullie hebben de kinderkamer ingericht met vrolijke kleuren.