herenigen

Conjugations List of Herenigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikherenigherenigdeheb herenigd
jij, je, uherenigtherenigdehebt herenigd
hij, zij, hetherenigtherenigdeheeft herenigd
wijherenigenherenigdenhebben herenigd
jullieherenigenherenigdenhebben herenigd
zij, zeherenigenherenigdenhebben herenigd

Presens
Beta

Example presens sentences for Herenigen with some of the pronouns.

  • Ik herenig mijn familie tijdens de feestdagen.
  • Jij herenigt jezelf met oude vrienden.
  • Hij/zij/het herenigt de verloren kinderen met hun ouders.
  • Wij herenigen ons na een lange tijd van scheiding.
  • Zij herenigen de gebroken stukken en maken het weer heel.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Herenigen with some of the pronouns.

  • Ik herenigde mijn familie tijdens de feestdagen.
  • Jij herenigde jezelf met oude vrienden.
  • Hij/zij/het herenigde de verloren kinderen met hun ouders.
  • Wij herenigden ons na een lange tijd van scheiding.
  • Zij herenigden de gebroken stukken en maakten het weer heel.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Herenigen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn familie tijdens de feestdagen herenigd.
  • Jij hebt jezelf met oude vrienden herenigd.
  • Hij/zij/het heeft de verloren kinderen met hun ouders herenigd.
  • Wij hebben ons na een lange tijd van scheiding herenigd.
  • Zij hebben de gebroken stukken herenigd en het weer heel gemaakt.