stollen

Conjugations List of Stollen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstolstoldeben gestold
jij, je, ustoltstoldebent gestold
hij, zij, hetstoltstoldeis gestold
wijstollenstoldenzijn gestold
julliestollenstoldenzijn gestold
zij, zestollenstoldenzijn gestold

Presens
Beta

Example presens sentences for Stollen with some of the pronouns.

  • De melk stolt als je er citroensap aan toevoegt.
  • Mijn handen stollen van de kou.
  • Het bloed stolt bij een wond om het bloeden te stoppen.
  • De saus stolt snel als je hem in de koelkast zet.
  • Wanneer je gelatine toevoegt, zal de pudding stollen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Stollen with some of the pronouns.

  • Het water in de vijver stolde tijdens de strenge winter.
  • Toen ik het nieuws hoorde, stolde mijn bloed.
  • Vroeger stolden de rivieren in deze regio elk jaar.
  • Het ongeluk maakte me bang en mijn gedachten stolden.
  • Terwijl de lava afkoelde, stolden grote brokken gesteente.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Stollen with some of the pronouns.

  • Ik ben blij dat de verf is gestold voordat ik het heb gemorst.
  • Hij heeft zijn angst overwonnen en zijn hart is gestold.
  • We hebben gewacht tot het ijzer volledig gestold was.
  • Nadat de kaars was uitgeblazen, was het kaarsvet gestold.
  • Zij hebben de chocolade laten smelten en opnieuw gestold.