achterblijven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | blijf achter | bleef achter | ben achtergebleven |
jij, je, u | blijft achter | bleef achter | bent achtergebleven |
hij, zij, het | blijft achter | bleef achter | is achtergebleven |
wij | blijven achter | bleven achter | zijn achtergebleven |
jullie | blijven achter | bleven achter | zijn achtergebleven |
zij, ze | blijven achter | bleven achter | zijn achtergebleven |
PresensBeta
Example presens sentences for Achterblijven with some of the pronouns.
- Ik blijf achter bij mijn vrienden tijdens de marathon.
- Zij blijft altijd achter in de klas omdat ze moeite heeft met het vak.
- De oude man blijft achter in zijn eenzame huisje.
- Waarom blijft hij altijd achter met zijn werk?
- Wij blijven achter in de rij wachten op onze beurt.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Achterblijven with some of the pronouns.
- Ik bleef achter bij mijn vrienden tijdens de marathon.
- Zij bleef altijd achter in de klas omdat ze moeite had met het vak.
- De oude man bleef achter in zijn eenzame huisje.
- Waarom bleef hij altijd achter met zijn werk?
- Wij bleven achter in de rij en waren als laatsten aan de beurt.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Achterblijven with some of the pronouns.
- Ik ben achtergebleven bij mijn vrienden tijdens de marathon.
- Zij is altijd achtergebleven in de klas omdat ze moeite had met het vak.
- De oude man is achtergebleven in zijn eenzame huisje.
- Waarom is hij altijd achtergebleven met zijn werk?
- Wij zijn achtergebleven in de rij en hebben uiteindelijk onze beurt gemist.