besnijden

Conjugations List of Besnijden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbesnijdbesneedheb besneden
jij, je, ubesnijdtbesneedhebt besneden
hij, zij, hetbesnijdtbesneedheeft besneden
wijbesnijdenbesnedenhebben besneden
julliebesnijdenbesnedenhebben besneden
zij, zebesnijdenbesnedenhebben besneden