constateren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | constateer | constateerde | heb geconstateerd |
jij, je, u | constateert | constateerde | hebt geconstateerd |
hij, zij, het | constateert | constateerde | heeft geconstateerd |
wij | constateren | constateerden | hebben geconstateerd |
jullie | constateren | constateerden | hebben geconstateerd |
zij, ze | constateren | constateerden | hebben geconstateerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Constateren with some of the pronouns.
- Ik constateer dat het mooi weer is vandaag.
- Jij constateert dat de winkel gesloten is.
- Hij constateert dat er veel verkeer op de weg is.
- Wij constateren dat de prijzen zijn gestegen.
- Zij constateren dat de vergadering is uitgesteld.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Constateren with some of the pronouns.
- Ik constateerde dat hij te laat kwam.
- Jij constateerde dat het product defect was.
- Hij constateerde dat er een misverstand was.
- Wij constateerden dat het probleem groter werd.
- Zij constateerden dat de klant ontevreden was.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Constateren with some of the pronouns.
- Ik heb geconstateerd dat hij de regels heeft overtreden.
- Jij hebt geconstateerd dat de documenten ontbreken.
- Hij heeft geconstateerd dat de machine kapot is.
- Wij hebben geconstateerd dat de resultaten verbeterd zijn.
- Zij hebben geconstateerd dat er fouten zijn gemaakt.