internetten

Conjugations List of Internetten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikinternetinternetteheb geïnternet
jij, je, uinternetinternettehebt geïnternet
hij, zij, hetinternetinternetteheeft geïnternet
wijinternetteninternettenhebben geïnternet
jullieinternetteninternettenhebben geïnternet
zij, zeinternetteninternettenhebben geïnternet

Presens
Beta

Example presens sentences for Internetten with some of the pronouns.

  • Ik internet nu.
  • Jij internett een uur per dag.
  • Hij/zij internet dagelijks voor werk.
  • Wij internetten graag in onze vrije tijd.
  • Zij internetten veel op sociale media.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Internetten with some of the pronouns.

  • Ik internette vroeger elke dag.
  • Jij internette regelmatig in het verleden.
  • Hij/zij internette veel toen hij/zij jonger was.
  • Wij internetten vaak samen in het verleden.
  • Zij internetten altijd 's avonds in het verleden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Internetten with some of the pronouns.

  • Ik heb vanochtend geïnternet.
  • Jij hebt gisteravond veel geïnternet.
  • Hij/zij heeft al lang geïnternet voordat hij/zij ging slapen.
  • Wij hebben deze maand veel geïnternet tijdens onze vakantie.
  • Zij hebben net geïnternet om informatie op te zoeken.