bleken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bleek | bleekte | heb gebleekt |
jij, je, u | bleekt | bleekte | hebt gebleekt |
hij, zij, het | bleekt | bleekte | heeft gebleekt |
wij | bleken | bleekten | hebben gebleekt |
jullie | bleken | bleekten | hebben gebleekt |
zij, ze | bleken | bleekten | hebben gebleekt |
PresensBeta
Example presens sentences for Bleken with some of the pronouns.
- Het blijkt dat ze gelijk hebben.
- Ik blijk talent te hebben voor schilderen.
- Jullie blijken goede vrienden te zijn.
- De resultaten van het onderzoek blijken veelbelovend te zijn.
- Het bleekt dat de geruchten waar zijn.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bleken with some of the pronouns.
- Vorige zomer bleek het een slechte beslissing om op vakantie te gaan.
- Toen ik de doos opende, bleek het cadeau al kapot te zijn.
- Hij bleek altijd de snelste renner in de groep te zijn.
- Het bleek niet mogelijk om op tijd de trein te halen.
- Ze bleek een getalenteerde zangeres te zijn.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bleken with some of the pronouns.
- Het is gebleken dat hij een goede manager was.
- Zij heeft zich als een betrouwbare collega gebleken.
- We zijn erachter gekomen dat het weerbericht niet bleek te kloppen.
- Hij is gebleken de beste kandidaat voor de baan te zijn.
- Het is gebleken dat ze gelijk hadden.