dreggen

Conjugations List of Dreggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdregdregdeheb gedregd
jij, je, udregtdregdehebt gedregd
hij, zij, hetdregtdregdeheeft gedregd
wijdreggendregdenhebben gedregd
julliedreggendregdenhebben gedregd
zij, zedreggendregdenhebben gedregd

Presens
Beta

Example presens sentences for Dreggen with some of the pronouns.

  • Ik dreg
  • Jij dregt
  • Hij/Zij dregt
  • Wij dreggen
  • Jullie dreggen

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Dreggen with some of the pronouns.

  • Ik dregde
  • Jij dregde
  • Hij/Zij dregde
  • Wij dregden
  • Jullie dregden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Dreggen with some of the pronouns.

  • Ik heb gedregd
  • Jij hebt gedregd
  • Hij/Zij heeft gedregd
  • Wij hebben gedregd
  • Jullie hebben gedregd