pogen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | poog | poogde | heb gepoogd |
jij, je, u | poogt | poogde | hebt gepoogd |
hij, zij, het | poogt | poogde | heeft gepoogd |
wij | pogen | poogden | hebben gepoogd |
jullie | pogen | poogden | hebben gepoogd |
zij, ze | pogen | poogden | hebben gepoogd |
PresensBeta
Example presens sentences for Pogen with some of the pronouns.
- Ik poog elke dag gezonder te eten.
- Jij poogt je best te doen op school.
- Hij poogt de top van de berg te bereiken.
- Zij poogt haar presentatie voor te bereiden.
- Wij pogen de taal goed onder de knie te krijgen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Pogen with some of the pronouns.
- Ik poogde mijn best te doen, maar het lukte niet.
- Jij poogde de bal in het doel te schieten, maar miste.
- Hij poogde de juiste woorden te vinden om uit te leggen wat hij bedoelde.
- Zij poogde rustig te blijven onder druk.
- Wij poogden het probleem samen op te lossen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Pogen with some of the pronouns.
- Ik heb gepoogd om het probleem op te lossen.
- Jij hebt gepoogd te achterhalen wat er is gebeurd.
- Hij heeft gepoogd zijn angst te overwinnen.
- Zij heeft gepoogd een nieuwe vaardigheid te leren.
- Wij hebben gepoogd de situatie te verbeteren.