fronsen

Conjugations List of Fronsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfronsfronsteheb gefronst
jij, je, ufronstfronstehebt gefronst
hij, zij, hetfronstfronsteheeft gefronst
wijfronsenfronstenhebben gefronst
julliefronsenfronstenhebben gefronst
zij, zefronsenfronstenhebben gefronst

Presens

Example presens sentences for Fronsen with some of the pronouns.

  • Ik fronste mijn wenkbrauwen bij het horen van dat nieuws.
  • Jij fronst altijd als je geconcentreerd bent.
  • Hij fronst zijn voorhoofd wanneer hij nadenkt.
  • Zij fronst haar wenkbrauwen uit verbazing.
  • We fronzen allemaal als we de resultaten zien.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Fronsen with some of the pronouns.

  • Ik fronste mijn wenkbrauwen elke keer als hij iets vreemds zei.
  • Jij fronste vaak je wenkbrauwen toen je jonger was.
  • Hij fronste zijn voorhoofd terwijl hij naar buiten keek.
  • Zij fronste haar wenkbrauwen telkens als ze de instructies las.
  • We fronsten allemaal onze wenkbrauwen tijdens het gesprek.

Perfectum

Example perfectum sentences for Fronsen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn wenkbrauwen gefronst toen ik het slechte nieuws hoorde.
  • Jij hebt vaak je wenkbrauwen gefronst tijdens die vergadering.
  • Hij heeft zijn voorhoofd gefronst terwijl hij nadacht.
  • Zij heeft haar wenkbrauwen gefronst vanwege de onverwachte wending.
  • We hebben allemaal onze wenkbrauwen gefronst bij het lezen van die opmerking.