casten

Conjugations List of Casten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcastcastteheb gecast
jij, je, ucastcasttehebt gecast
hij, zij, hetcastcastteheeft gecast
wijcastencasttenhebben gecast
julliecastencasttenhebben gecast
zij, zecastencasttenhebben gecast

Presens
Beta

Example presens sentences for Casten with some of the pronouns.

  • Ik cast een acteur voor de hoofdrol.
  • Jij cast acteurs voor de audities.
  • Hij/zij cast talentvolle spelers voor het toneelstuk.
  • Wij casten een nieuwe presentator voor het programma.
  • Jullie casten de beste kandidaten voor de film.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Casten with some of the pronouns.

  • Ik caste een acteur voor de hoofdrol.
  • Jij castte acteurs voor de audities.
  • Hij/zij castte talentvolle spelers voor het toneelstuk.
  • Wij castten een nieuwe presentator voor het programma.
  • Jullie castten de beste kandidaten voor de film.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Casten with some of the pronouns.

  • Ik heb een acteur gecast voor de hoofdrol.
  • Jij hebt acteurs gecast voor de audities.
  • Hij/zij heeft talentvolle spelers gecast voor het toneelstuk.
  • Wij hebben een nieuwe presentator gecast voor het programma.
  • Jullie hebben de beste kandidaten gecast voor de film.