adviseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | adviseer | adviseerde | heb geadviseerd |
jij, je, u | adviseert | adviseerde | hebt geadviseerd |
hij, zij, het | adviseert | adviseerde | heeft geadviseerd |
wij | adviseren | adviseerden | hebben geadviseerd |
jullie | adviseren | adviseerden | hebben geadviseerd |
zij, ze | adviseren | adviseerden | hebben geadviseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Adviseren with some of the pronouns.
- Ik adviseer je om meer water te drinken.
- Hij adviseert haar om een nieuwe baan te zoeken.
- Wij adviseren jullie om op tijd te komen.
- Jullie adviseren ons om een vakantie te boeken.
- De dokter adviseert patiënten om regelmatig te sporten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Adviseren with some of the pronouns.
- Ik adviseerde je om meer water te drinken.
- Hij adviseerde haar om een nieuwe baan te zoeken.
- Wij adviseerden jullie om op tijd te komen.
- Jullie adviseerden ons om een vakantie te boeken.
- De dokter adviseerde patiënten om regelmatig te sporten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Adviseren with some of the pronouns.
- Ik heb je geadviseerd om meer water te drinken.
- Hij heeft haar geadviseerd om een nieuwe baan te zoeken.
- Wij hebben jullie geadviseerd om op tijd te komen.
- Jullie hebben ons geadviseerd om een vakantie te boeken.
- De dokter heeft patiënten geadviseerd om regelmatig te sporten.