bekleden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bekleed | bekleedde | heb bekleed |
jij, je, u | bekleedt | bekleedde | hebt bekleed |
hij, zij, het | bekleedt | bekleedde | heeft bekleed |
wij | bekleden | bekleedden | hebben bekleed |
jullie | bekleden | bekleedden | hebben bekleed |
zij, ze | bekleden | bekleedden | hebben bekleed |
PresensBeta
Example presens sentences for Bekleden with some of the pronouns.
- Ik bekleed de positie van manager.
- Jij bekleedt een belangrijke rol in het project.
- Hij/zij bekleedt een leidinggevende functie in het bedrijf.
- Wij bekleeden de muren met behang.
- Zij bekleeden de stoelen met nieuwe stof.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bekleden with some of the pronouns.
- Ik bekleedde vroeger altijd de rol van teamleider.
- Jij bekleedde een prominente positie binnen het bedrijf.
- Hij/zij bekleedde langere tijd de functie van voorzitter.
- Wij bekleedden de kamers met kleurrijk behang.
- Zij bekleedden de banken met zachte kussens.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bekleden with some of the pronouns.
- Ik heb de functie van directeur bekleed.
- Jij hebt een sleutelrol in het project bekleed.
- Hij/zij heeft een hoge positie in het bedrijf bekleed.
- Wij hebben de muren met behang bekleed.
- Zij hebben de stoelen met nieuwe stof bekleed.