bepalen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bepaal | bepaalde | heb bepaald |
jij, je, u | bepaalt | bepaalde | hebt bepaald |
hij, zij, het | bepaalt | bepaalde | heeft bepaald |
wij | bepalen | bepaalden | hebben bepaald |
jullie | bepalen | bepaalden | hebben bepaald |
zij, ze | bepalen | bepaalden | hebben bepaald |
PresensBeta
Example presens sentences for Bepalen with some of the pronouns.
- Ik bepaal de regels van het spel.
- Jij bepaalt wat we gaan eten vanavond.
- Hij bepaalt de strategie voor het project.
- Zij bepaalt hoe laat we vertrekken.
- Wij bepalen de prijs van het product.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bepalen with some of the pronouns.
- Ik bepaalde vroeger altijd mijn eigen regels.
- Jij bepaalde de volgorde van de taken.
- Hij bepaalde de kleuren van het schilderij.
- Zij bepaalden waar we naartoe zouden gaan op vakantie.
- Wij bepaalden onze eigen koers in het bedrijfsleven.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bepalen with some of the pronouns.
- Ik heb de winnaar bepaald van de wedstrijd.
- Jij hebt de locatie bepaald voor het feest.
- Hij heeft zijn doelstellingen bepaald voor dit jaar.
- Zij hebben de datum en tijd bepaald voor de vergadering.
- Wij hebben de route bepaald voor de wandeling.