bijpraten

Conjugations List of Bijpraten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpraat bijpraatte bijheb bijgepraat
jij, je, upraat bijpraatte bijhebt bijgepraat
hij, zij, hetpraat bijpraatte bijheeft bijgepraat
wijpraten bijpraatten bijhebben bijgepraat
julliepraten bijpraatten bijhebben bijgepraat
zij, zepraten bijpraatten bijhebben bijgepraat

Presens
Beta

Example presens sentences for Bijpraten with some of the pronouns.

  • Ik bijpraat regelmatig met mijn vrienden.
  • Jij bijpraat vaak over het laatste nieuws.
  • Hij/Zij bijpraat altijd na het werk.
  • Wij bijpraten gezellig tijdens de lunchpauze.
  • Zij bijpraten graag over hun reiservaringen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bijpraten with some of the pronouns.

  • Ik praatte regelmatig bij met mijn vrienden in het verleden.
  • Jij praatte vaak bij over het laatste nieuws toen we nog samenwerkten.
  • Hij/Zij praatte altijd bij na het werk vroeger.
  • Wij praatten gezellig bij tijdens de vakantie.
  • Zij praatten graag bij over hun reiservaringen toen ze terugkwamen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bijpraten with some of the pronouns.

  • Ik heb bijgepraat met mijn vrienden gisteren.
  • Jij bent bijgepraat over de nieuwe ontwikkelingen.
  • Hij/Zij heeft altijd bijgepraat na het werk.
  • Wij zijn bijgepraat tijdens het etentje.
  • Zij hebben uitgebreid bijgepraat over hun reiservaringen.