dwingen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dwing | dwong | heb gedwongen |
jij, je, u | dwingt | dwong | hebt gedwongen |
hij, zij, het | dwingt | dwong | heeft gedwongen |
wij | dwingen | dwongen | hebben gedwongen |
jullie | dwingen | dwongen | hebben gedwongen |
zij, ze | dwingen | dwongen | hebben gedwongen |
PresensBeta
Example presens sentences for Dwingen with some of the pronouns.
- Ik dwing je om naar de vergadering te komen.
- Hij dwingt zijn kinderen om hun huiswerk te maken.
- Wij dwingen onszelf om gezond te eten.
- Jullie dwingen hen om excuses aan te bieden.
- De politie dwingt de demonstranten om weg te gaan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Dwingen with some of the pronouns.
- Ik dwong je om naar de vergadering te komen.
- Hij dwong zijn kinderen om hun huiswerk te maken.
- Wij dwongen onszelf om gezond te eten.
- Jullie dwongen hen om excuses aan te bieden.
- De politie dwong de demonstranten om weg te gaan.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Dwingen with some of the pronouns.
- Ik heb je gedwongen om naar de vergadering te komen.
- Hij heeft zijn kinderen gedwongen om hun huiswerk te maken.
- Wij hebben onszelf gedwongen om gezond te eten.
- Jullie hebben hen gedwongen om excuses aan te bieden.
- De politie heeft de demonstranten gedwongen om weg te gaan.