lasten

Conjugations List of Lasten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklastlastteheb gelast
jij, je, ulastlasttehebt gelast
hij, zij, hetlastlastteheeft gelast
wijlastenlasttenhebben gelast
jullielastenlasttenhebben gelast
zij, zelastenlasttenhebben gelast

Presens
Beta

Example presens sentences for Lasten with some of the pronouns.

  • Ik last mijn vrienden regelmatig langskomen.
  • Hij last zijn fiets altijd goed op slot.
  • Zij last de kinderen hun huiswerk maken voordat ze gaan spelen.
  • Wij lasten ons niet ontmoedigen door tegenslagen.
  • Jullie lasten de boeken in de kast staan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Lasten with some of the pronouns.

  • Vroeger laste ik altijd mijn broertje helpen met zijn huiswerk.
  • Hij laste vaak zijn frustraties merken.
  • Zij laste altijd nerveus over het spreken in het openbaar.
  • Wij lasten vroeger veel tijd besteden aan onze hobby's.
  • Jullie lasten elk weekend naar de bioscoop gaan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Lasten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn problemen achter me gelaten.
  • Hij heeft zijn verantwoordelijkheden goed gelast.
  • Zij heeft haar beslissingen zorgvuldig afgelast.
  • Wij hebben ons reisplan gewijzigd en zijn naar een ander land gelast.
  • Jullie hebben de klus snel afgelast.