baseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | baseer | baseerde | heb gebaseerd |
jij, je, u | baseert | baseerde | hebt gebaseerd |
hij, zij, het | baseert | baseerde | heeft gebaseerd |
wij | baseren | baseerden | hebben gebaseerd |
jullie | baseren | baseerden | hebben gebaseerd |
zij, ze | baseren | baseerden | hebben gebaseerd |
Presens
Example presens sentences for Baseren with some of the pronouns.
- Ik baseer mijn beslissing op feitelijke gegevens.
- Jij baseert je mening op onjuiste informatie.
- Hij baseert zijn onderzoek op wetenschappelijke theorieën.
- Wij baseren onze conclusie op grondig onderzoek.
- Zij baseren hun strategie op marktanalyse.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Baseren with some of the pronouns.
- Vroeger baseerde ik mijn beslissingen op intuïtie.
- Toen baseerde jij je mening op persoonlijke ervaringen.
- Hij baseerde zijn onderzoek op verouderde methoden.
- Vroeger baseerden wij onze conclusies op onvolledige informatie.
- Toen baseerden zij hun strategie op onderbuikgevoelens.
Perfectum
Example perfectum sentences for Baseren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn beslissing gebaseerd op feitelijke gegevens.
- Jij hebt je mening gebaseerd op onjuiste informatie.
- Hij heeft zijn onderzoek gebaseerd op wetenschappelijke theorieën.
- Wij hebben onze conclusie gebaseerd op grondig onderzoek.
- Zij hebben hun strategie gebaseerd op marktanalyse.