oprollen

Conjugations List of Oprollen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrol oprolde opheb opgerold
jij, je, urolt oprolde ophebt opgerold
hij, zij, hetrolt oprolde opheeft opgerold
wijrollen oprolden ophebben opgerold
jullierollen oprolden ophebben opgerold
zij, zerollen oprolden ophebben opgerold

Presens
Beta

Example presens sentences for Oprollen with some of the pronouns.

  • Ik rol de poster op.
  • Jij rolt het touw op.
  • Hij rolt de vlag op.
  • Zij rollen de mat op.
  • We rollen de krant op.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Oprollen with some of the pronouns.

  • Ik rolde de poster op.
  • Jij rolde het touw op.
  • Hij rolde de vlag op.
  • Zij rolden de mat op.
  • We rolden de krant op.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Oprollen with some of the pronouns.

  • Ik heb de poster opgerold.
  • Jij hebt het touw opgerold.
  • Hij heeft de vlag opgerold.
  • Zij hebben de mat opgerold.
  • We hebben de krant opgerold.