delen

Conjugations List of Delen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdeeldeeldeheb gedeeld
jij, je, udeeltdeeldehebt gedeeld
hij, zij, hetdeeltdeeldeheeft gedeeld
wijdelendeeldenhebben gedeeld
julliedelendeeldenhebben gedeeld
zij, zedelendeeldenhebben gedeeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Delen with some of the pronouns.

  • Ik deel mijn lunch met mijn collega's.
  • Jij deelt je ervaringen op sociale media.
  • Hij deelt zijn speelgoed met zijn zusje.
  • Wij delen dezelfde interesses.
  • Zij delen hun kennis met anderen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Delen with some of the pronouns.

  • Ik deelde vroeger altijd mijn snoep met mijn broer.
  • Jij deelde je gedachten tijdens de vergadering.
  • Hij deelde zijn zorgen met zijn beste vriend.
  • Wij deelden ons huis met een gastgezin.
  • Zij deelden hun herinneringen aan die zomer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Delen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn boeken met mijn vrienden gedeeld.
  • Jij hebt je maaltijd met mij gedeeld.
  • Hij heeft zijn geheim met haar gedeeld.
  • Wij hebben onze vakantiefoto's online gedeeld.
  • Zij hebben hun winst eerlijk onderling gedeeld.