beroven

Conjugations List of Beroven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikberoofberoofdeheb beroofd
jij, je, uberooftberoofdehebt beroofd
hij, zij, hetberooftberoofdeheeft beroofd
wijberovenberoofdenhebben beroofd
jullieberovenberoofdenhebben beroofd
zij, zeberovenberoofdenhebben beroofd

Presens
Beta

Example presens sentences for Beroven with some of the pronouns.

  • De dief berooft de bank.
  • Ik beroof je niet van je geluk.
  • Hij berooft mensen van hun bezittingen.
  • Zij beroven winkels om geld te krijgen.
  • We beroven nooit iemand van zijn vrijheid.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Beroven with some of the pronouns.

  • Vroeger beroofde de dief vaak banken.
  • Toen ik jong was, beroofde ik mijn vrienden van snoep.
  • Hij beroofde mensen regelmatig van hun spullen.
  • In die tijd beroofden ze vaak juwelierszaken.
  • Ze beroofden arme boeren om te overleven.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Beroven with some of the pronouns.

  • De dief heeft de bank beroofd.
  • Ik heb je niet van je geluk beroofd.
  • Hij heeft mensen van hun bezittingen beroofd.
  • Zij hebben winkels beroofd om geld te krijgen.
  • We hebben nooit iemand van zijn vrijheid beroofd.